Ontheffing van en ontzetting uit de ouderlijke macht zijn kinderbeschermingsmaatregelen die verder gaan een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. In beide gevallen verliezen de ouder of de voogd het gezag.
Ontheffing van het ouderlijk gezag betekent dat de ouder het gezag over het kind verliest. Deze ontheffing wordt opgelegd indien de ouder niet in staat is om het kind op te voeden. Ontheffing van een ouder uit de ouderlijke macht kan op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie worden uitgesproken.
Een ontheffing kan vrijwillig gebeuren. Dit betekent dat de ouder instemt met de ontheffing, artikel 1:268 lid 1 BW
De ontheffing kan ook gedwongen worden opgelegd. Dit betekent dat de ouder niet instemt met de ontheffing, artikel 1:268 lid 2 BW.
De rechtbank kan in de navolgende gevallen een gedwongen ontheffing opleggen:
Ontzetting uit de ouderlijke macht betekent dat de ouder – net als bij ontheffing – het gezag over het kind verliest. De grond waarop een ontzetting wordt opgelegd is echter anders dan bij ontheffing, ex artikel 1:269 lid 1 BW. De rechtbank kan in de navolgende situaties een ontzetting uitspreken:
Ontzetting kan op verzoek van de andere ouder, familieleden van het kind, de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie worden uitgesproken.
De rechter neemt de beslissing over het verzoek tot ontheffing of ontzetting en draagt het gezag aan een (andere) voogd op. Het kan zijn dat de andere ouder (bijvoorbeeld in geval van een echtscheiding) het gezag over het kind krijgt. Als dit niet mogelijk is, kan een ander familielid tot voogd worden benoemd. Ook kan het zijn dat Bureau Jeugdzorg een voogd aanstelt. Tijdens de ontzetting of ontheffing woont het kind bij de voogd. Dit kan zowel familie zijn als een pleeggezin. Het is ook mogelijk dat het kind wordt opgevangen in een in een speciale voorziening van de jeugdbescherming, zoals een internaat.
De maatregel waarbij de ouder uit de ouderlijke macht wordt ontheven of ontzet is voor onbepaalde tijd. In meer dan 90% van de gevallen eindigt de ontheffing of ontzetting (van rechtswege) zodra het kind meerderjarig is.
Echter kan er ook voordien een verzoek tot herstel van het gezag worden ingediend bij de rechtbank. Zowel de ouder van het kind, als het kind en de Raad voor de Kinderbescherming kunnen een verzoek tot herstel van het gezag indienen. Van belang is dan dat er wordt aangetoond dat de grond waarop het gezag werd beëindigd niet meer aanwezig is en dat het kind dan ook weer kan worden toevertrouwd aan de ouder of voogd, artikel 1:277 BW).
Over de auteur