Jaarlijks archief 2021

doorJessica Boekhout

Perspectief bij uithuisplaatsing

Op het moment dat er ernstige zorgen zijn over een kind, kan de kinderrechter een ondertoezichtstelling uitspreken.

Indien nodig kan dit in combinatie met een uithuisplaatsing. In dat geval komt er een jeugdbeschermer, beter bekend als ‘een gezinsvoogd’. De gezinsvoogd is er om de belangen van het kind te behartigen en dient de noodzakelijke hulp en steun te bieden aan het gezin. Het doel van de hulpverlening is om de zorgen weg te nemen, zodat het kind niet meer in zijn/haar ontwikkeling wordt bedreigd. Op deze manier kan er immers gewerkt worden aan de thuisplaatsing van het kind.

Na verloop van tijd neemt de gezinsvoogd een besluit op de vraag of het kind ook echt weer thuis kan gaan wonen bij zijn bij zijn/haar ouder(s). Of is het misschien beter voor het kind om ergens anders op te groeien? In beginsel wordt dit besluit na circa twee jaar uithuisplaatsing genomen.

Dit besluit heet het perspectiefbesluit. Een definitie die steeds belangrijker wordt en die steeds meer ouders ook horen.

Wat zijn de gevolgen van het perspectiefbesluit?

Als de gezinsvoogd aangeeft dat het perspectief niet meer bij de ouder(s) ligt, heeft dit grote gevolgen voor de ouder(s) en het kind.

Het heeft o.a. tot gevolg dat de hulpverlening gaat veranderen. De hulpverlening is niet meer gericht op een plaatsing van het kind terug naar huis, maar op het invullen van het ouderschap op afstand. De hulpverlening is gericht op een toekomst van het kind bij bijvoorbeeld de pleegouders.

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft eerder dit jaar een advies uitgebracht over het verstrekkende perspectiefbesluit. Dit advies luidt kort gezegd dat de ouder(s) en het kind de mogelijkheid moeten krijgen om het perspectiefbesluit te laten toetsen door de rechter. Deze mogelijkheid bestaat op dit moment namelijk nog niet.

In de praktijk worden de volgende zorgen gesignaleerd:

  • Het perspectiefbesluit wordt vaak pas besproken op een zitting over de (verlenging van de) ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Een zitting kan soms echter nog wel enkele maanden op zich laten wachten. De ouders zijn onvoldoende op de hoogte, terwijl de hulpverlening al wel wordt aangepast.
  • De ouder(s) en het kind worden soms wel, maar soms ook onvoldoende betrokken en gehoord bij de besluitvorming rondom het perspectiefbesluit. Het gevolg is dat zij onvoldoende hiervan op de hoogte zijn en ook de gevolgen van dit besluit niet kunnen overzien.
  • Als het perspectief volgens de jeugdbeschermer niet meer bij de ouders ligt, verandert de hulpverlening. Er wordt niet meer gewerkt aan een thuisplaatsing. Dit is in strijd met het doel van de maatregelen van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.

Het perspectiefbesluit heeft dus grote gevolgen, terwijl de ouder(s) zich dit niet altijd realiseren.

Daarbij komt ook nog dat als er geen reële kans meer is dat het kind terug naar huis gaat er vaak aan de Raad voor de Kinderbescherming wordt gevraagd om een onderzoek te doen naar de beëindiging van het gezag van de ouders. Dit heet de gezagsbeëindigende maatregel.

De Raad voor de Kinderbescherming doet onderzoek naar de situatie en neemt hierin ook het perspectiefbesluit mee. Uiteindelijk dient de rechter een beslissing te nemen over de gezagsbeëindigende maatregel.

Het recht van de ouder(s) en het kind

Op dit moment hebben de ouders en de kinderen geen mogelijkheid om het perspectiefbesluit te laten toetsen door de kinderrechter. Dit terwijl het een besluit is met verstrekkende gevolgen. Het kan immers zelfs leiden tot de beëindiging van het ouderlijk gezag.

De Minister van Rechtsbescherming heeft aangegeven dat de situatie in de praktijk beter moet. Helaas lijkt er nog geen wijziging in de wet te komen die het mogelijk moet maken om het perspectiefbesluit apart te laten toetsen door de rechter. Op dit moment pleit de minister ervoor dat de Raad voor de Kinderbescherming in het onderzoek naar de beëindiging van het gezag ook het perspectiefbesluit moet meenemen.

Tot slot

Gelet op het vorenstaande is het altijd belangrijk om hulp te hebben op het moment dat u wordt geconfronteerd met een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. U doet er verstandig aan om schriftelijk te reageren op rapporten en besluiten en ook met de rechter over de maatregelen in gesprek te gaan. De doelen moeten voor u als ouder(s) duidelijk zijn, zodat er gewerkt kan worden het perspectief van het kind en de mogelijke thuisplaatsing.

Heeft u vragen of wenst u bijstand in verband met een zitting bij de rechtbank? Neemt u dan gerust contact met ons op. 

doorJessica Boekhout

Reiskostenvergoeding bij uithuisplaatsing

Een taak voor de GI om duidelijkheid te geven over kostenvergoeding bij uithuisplaatsing

Op het moment dat de kinderrechter een machtiging geeft voor een uithuisplaatsing, is het nog niet altijd bekend waar de minderjarige zal gaan verblijven. Dit brengt veel onduidelijkheid voor de ouders met zich mee. Zullen zij hun kind nog wel regelmatig kunnen bezoeken en welke kosten brengt dit met zich mee.

Recht op contact

De ouders hebben op grond van de wet recht op contact met hun kind. De gecertificeerde instelling (GI) dient dit recht ook te waarborgen. Hoewel een gedachte achter de Jeugdwet is ouders en minderjarige zo veel mogelijk jeugdhulp binnen de eigen regio te bieden, lijkt dit in de praktijk vaak niet mogelijk. Aanbieders van specialistische jeugdhulp bevinden zich nogal eens buiten de Randstand en vergelijkbare hulp is veelal niet voorhanden binnen de regio. Dat maakt het voor ouders lastig hun kind regelmatig te bezoeken en voor de minderjarigen tijdrovend om met verlof naar huis te gaan. Daarnaast zijn aan het bezoeken en met verlof gaan aanzienlijke kosten verbonden, vooral omdat de hulp buiten de regio wordt gegeven. Gelet op de hoogte van de kosten is het denkbaar dat ouders niet altijd in staat zijn die kosten te dragen. Als dat zo is kan dat leiden tot een ongewenste beperking in het contact tussen ouders en kinderen.

Recht op (gedeeltelijke) reiskostenvergoeding

De rechtbank Rotterdam[1] oordeelde eerder dat een plaatsing in een instelling buiten de regio – ondanks de afstand voor de ouders – wel in het belang van het kind was, omdat deze instelling het beste aansluit bij de problematiek van het kind.  

De GI gaf de moeder te kennen dat zij het probleem ten gevolge van de afstand zelf moest oplossen, al dan niet met de gemeente. De Kinderrechter dacht daar echter anders over. De kinderrechter oordeelde dat als de overheid ervoor kiest de kinderen buiten de regio te plaatsen, het ook de overheid is die ervoor moet zorgen dat het basisrecht van contact tussen ouder en kind in stand blijft.

De GI heeft als uitvoerende instantie van de ondertoezichtstelling dus de taak om met de ouders samen vast te stellen of zij inderdaad niet in staat is alle reiskosten op te brengen en in dat geval een oplossing te bedenken voor de vergoeding van (een deel van) die kosten. Het gaat dan om de kosten die de ouders moeten maken om kind kind regelmatig te bezoeken (en met de begeleiders en verzorgers te kunnen spreken) en de kosten om hun kind met regelmaat met verlof naar huis te laten gaan. Onderzocht moet bijvoorbeeld worden om de ouders in aanmerking komt voor een toeslag in het kader van de kinderbijslag of dat er via de gemeente middelen beschikbaar worden gesteld.

Het is niet de moeder maar de GI die het voortouw moet nemen om hierover helderheid te krijgen, aldus de Kinderrechter.


[1] ECLI:NL:RBROT:2020:11959, Rechtbank Rotterdam, C/10/607780 / JE RK 20-3134 & C/10/606826 / JE RK 20/2981 (rechtspraak.nl)